Zonnebloembanner

Alfa en omega
Featured

Presentie als zelftroost van de hulpverlener

Hulpverleners worden niet zelden met machteloosheid geconfronteerd. Het lot van diegene die ze willen helpen, verbetert maar niet. Dezelfde machteloosheid voelt de zorgontvanger soms wel, soms niet. Ze kan voortkomen uit de omstandigheden: zoals de dingen nu gaan, is nadelig voor de zorgontvanger, maar daar is niet direct veel aan te doen. Soms zijn het regels of mankementen bij instanties die de onmacht om dingen anders te laten gaan veroorzaken. De wet voorziet bijvoorbeeld dat het zo moet. Soms komt de machteloosheid voort uit onkunde of onwil bij de personen of instanties die hulp zouden moeten bieden. Soms vormen de zorgontvangers zelf de barrière. De kracht of de wil ontbreekt hen om te doen wat de situatie beter zou maken. Zij hebben al te veel op hun bord om dit ook nog aan te pakken. Of het slachtofferschap biedt meer dan zij kunnen loslaten. Presentie geeft op deze vormen van machteloosheid een dubbel antwoord. Vooreerst de machteloosheid delen: de zwaarte ervan voor de zorgontvanger erkennen en betreuren. En in de tweede plaats niet verlaten: de zorgontvanger nabij blijven en aandacht geven, in de diepe betekenis van het woord; tonen dat men hem niet opgeeft, ook al kan men het niet oplossen of zelfs niet verbeteren. De presentietheorie gaat ervan uit en stelt vast dat die aandacht de zorgontvanger meestal deugd doet, vaak kracht geeft, en soms de mogelijkheid schept om de positieve aspecten van zijn/haar leven meer ruimte te geven. Het in relatie staan geeft hem/haazelr betekenis en waarde. “Ik kan hier niets oplossen of aanpakken”, zeggen hulpverleners dan, “maar ik kan wel present zijn”. En dat is al veel. Dat troost ook hen, en dat is (ook) een goed. Maar soms zeggen hulpverleners ook dat ze niets kunnen doen en alleen present kunnen zijn in situaties waarin er wel iets anders gedaan kan worden. Presentie gaat dan functioneren als een excuus. Wat gedaan moet worden is lastig, vervelend, of riskant. De hulpverlener moet bijvoorbeeld haar nek uitsteken. Zij riskeert afkeuring. Of het vraagt veel tijd. Een justitieassistente, die het rapport heeft doorgekregen dat de psychiater over één van haar cliënten voor de Kamer voor de Bescherming van de Maatschappij heeft gemaakt, vindt het veel negatiever dan zij meent dat het zou moeten zijn. Maar ze wil de psychiater niet voor het hoofd stoten. Wie ben ik om het oordeel van een psychiater in twijfel te trekken, denkt ze, en dus laat ze de opmerkingen die ze over het verslag zou willen maken maar zo. Ik kan niets doen, denkt ze. Maar ik kan voor de gedetineerde wel present zijn. Als die op bezoek komt, wordt ze heel vriendelijk ontvangen, en beluisterd, en gaat ook met een goed gevoel weg. Ze voelt zich door de justitieassistente “begrepen”. Deze heeft immers laten verstaan dat het rapport een wel erg negatief beeld geeft. Maar de onterechte opmerkingen blijven wel in het verslag van de psychiater staan. De gedetineerde “begrijpt” dat ook. De justitieassistente heeft immers gezegd dat ze daar niet kan tegen ingaan. Soms worden regels gevolgd waar ze niet bij de behoeften van een patiënt aansluiten omdat men het risico niet wil nemen teruggefloten of berispt te worden, en wordt dat gecompenseerd met vriendelijkheid en aandacht, terwijl wat de zorgontvanger echt zou helpen, ongedaan blijft. Een verpleegkundige antwoordt met medeleven op de klacht van een patiënte dat de arts zich niet aan de afspraak die ze met haar gemaakt heeft gehouden heeft. Ze vindt dat de patiënt gelijk heeft: dit had niet mogen gebeuren. Ze heeft immers zelf gehoord dat de afspraak gemaakt is. Maar ze spreekt de arts er niet op aan. Ze durft niet meer doen dan de patiënt vriendelijk bejegenen. Hulpverleners maken zichzelf soms wijs dat ze present zijn en dat dat het enige is wat ze kunnen doen, als zelftroost of scherm waarachter ze hun gebrek aan moed, durf, of competentie verbergen. Wie nu denkt “maar ik niet” moet, denk ik, wat kritischer naar zichzelf kijken. Het is een verleiding waaraan iedereen blootgesteld is. Ook ik.

Mieke Grypdonc